Google wordt steevast de derde plek toebedeeld als het gaat om de grote aanbieders van public cloud. Dat zint het concern duidelijk niet en hoewel het geen ambities uitspreekt over de gewenste plek in de top-3, maakt het wél heel duidelijk dat het public cloud-diensten als cruciaal voor de toekomst van het bedrijf ziet. Of zoals Urs Hölzle, Google’s Senior Vice President for Technical Infrastructure, het tijdens de Google Next-conferentie het uitdrukte: “Cloud zou voor ons op termijn wel eens groter kunnen worden dan advertising.” Vandaar dat Google vol gas geeft op het gebied van public cloud en zwaar investeert om zijn achterstand op Amazon en Microsoft in te halen.
Hoe geef je als multinational aan dat je de activiteiten van een business unit met een nog bescheiden omzet toch erg belangrijk vindt? Precies: je stuurt je CEO én je Chairman naar de user conference van deze business unit.
Dat is dan ook precies wat gebeurde tijdens Google Next. Dit is een jaarlijks plaats vindende conferentie van Google waar alles draait rond zijn public cloud-activiteiten. Zowel Chief Executive Officer Sundar Pichai als voorzitter van de Raad van Commissarissen Eric Schmidt betraden tijdens dit event het podium om niet alleen het belang van public cloud services voor derden te benadrukken, maar ook hun steun uit te spreken voor Diane Greene, die sinds kort als Senior Vice President leiding geeft aan deze activiteiten.
Fout gemaakt
Eric Schmidt gaf tijdens Google Next ruiterlijk toe dat zijn concern op het gebied van public cloud-diensten voor derden in het verleden een fout heeft gemaakt. “Kort gezegd hebben wij destijds onze intern ontwikkelde technologie min of meer 1-op-1 beschikbaar gesteld aan derden. Wij gingen er daarbij vanuit dat zij die interesse in deze tools hadden wel naar ons toe zouden komen. Maar dat gebeurde eigenlijk veel minder dan we verwacht hadden. Onze technologie bleek veel te ver af te staan van hetgeen veel IT-afdelingen en IT-aanbieders gewend waren.”
Daarom pakt Google het sinds enige tijd geheel anders aan. Het heeft zijn tools enerzijds open source gemaakt zodat iedereen er mee aan de slag kan. Dat levert een soort democratiseringseffect op. Enerzijds kan iedereen er mee aan de slag als gebruiker, maar aan de andere kant kan men het ook gebruiken als basis voor eigen ontwikkeling. Daarnaast geeft het concern nu veel meer openheid van zaken en probeert men klanten die met Google-tools aan de slag willen veel meer support te bieden dan voorheen.
Interne cloud
AppEngine was technisch gezien zeer geavanceerd. Developers konden hun code uploaden, waarna Google de rest deed. Op papier wellicht aantrekkelijk, maar voor veel enterprise-organisaties lastig te doorgronden op punten als vertrouwelijkheid, compliance, risk, SLA’s en dergelijke. Waar AppEngine in de woorden van Schmidt een nauwelijks begrepen fenomeen bleef met even zo weinig adoptie, zien we nu een heel andere trend. In relatief korte tijd heeft Google een aantal klinkende namen aan zich weten te binden: van Coca Cola tot Apple. En uiteraard Spotify, een traject waarbij het team van Andre Hoekzema, Head of Google Cloud Platform, North, Central and Eastern Europe, een grote rol heeft gespeeld. Schmidt ziet inmiddels een duidelijk andere aanpak rond public cloud binnen Google: tegenwoordig brengt Google zijn tools naar potentiële gebruikers en helpt het hen om maximaal voordeel uit deze technologie te halen.
Waar Amazon inmiddels afstevent op een omzet uit public cloud van 10 miljard dollar en Microsoft met Azure kan bouwen op basis van een enorme installed base binnen zowel de enterprise- als MKB-markt, staat Google nog aan het begin van deze groeicurve. Maar met lege handen staat het concern echter niet. Een belangrijk wapen dat het bedrijf in handen heeft is zijn bestaande – zeg maar – interne cloud-omgeving. Waar Microsoft datacenter na datacenter uit de grond stampt, heeft Google besloten dat het zijn interne cloud simpelweg open stelt voor derden. Daarbij hanteert het voor klanten dezelfde architectuur als het intern toepast voor search, Gmail, Google Apps en dergelijke. Om te kunnen voldoen aan de verwachte extra vraag naar deze infrastructuur heeft het concern echter wel besloten om 12 extra datacenters te bouwen. Ook breidt men het aantal datacenterregio’s uit zodat beter kan worden ingespeeld op lokale regelgeving en dergelijke.
Kubernetes, Beam
Voor Google betekent dit dus wel dat het zich anders naar de markt moet opstellen. Zo willen enterprise-organisaties bijvoorbeeld weten in welke omgeving hun applicaties en data komen te staan. Hierdoor is het sinds kort voor het eerst mogelijk om als (potentiële) klant datacenters van Google te bezoeken. En staat iemand als Vice President Data Center Operations Joe Kava nu op Google Next presentaties te geven over de aanpak die Google heeft ontwikkeld ten aanzien van power, koeling, beveiliging en bijvoorbeeld datacenter management. Of neem Eric Brewer, de voormalige hoogleraar aan de University of California at Berkeley en tegenwoordig Vice President of Infrastructure bij Google. Hij gaf tijdens Google Next enkele duizenden mensen uitleg over microservices, Linux containers, Docker en Kubernetes. Maar bijvoorbeeld ook over recent gelanceerde open source-projecten als Apache Beam. En hoe al deze technologie zo kan samenwerken dat upgraden van functionaliteit of het oplossen van bugs kan gebeuren zonder dat applicaties of software services hiervoor offline worden gehaald. Wat natuurlijk een groot verschil is ten opzichte van de situatie binnen klassieke IT-afdelingen.
Deze openheid helpt potentiële afnemers om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die Google’s Cloud Platform hen te bieden heeft en met welke tools zij hier vervolgens waarde uit kunnen halen. Maar deze nieuwe houding ten opzichte van de buitenwereld helpt natuurlijk ook Google. Medewerkers van het bedrijf gaven tijdens Google Next aan dat een klant als Spotify – dat zowel wat betreft compute, storage als business analytics geheel is overgestapt naar Google Cloud Platform – niet alleen zeer veel publicitaire waarde heeft, maar dat de eisen en wensen van Spotify ook Google hebben geholpen met het verder ontwikkelen van technologie. Een ‘digital native’ bedrijf als Spotify daagt Google technologisch gezien natuurlijk net zo hard uit als omgekeerd.
Ecosysteem
Wereldwijd staat het Google Cloud Platform onder leiding van Diane Greene. Zij was een van de oprichters van VMware en is na haar vertrek daar aan de slag gegaan met een nieuwe startup genaamd Bebob. Haar ervaring met enterprise-IT is ongetwijfeld een van de redenen geweest waarom Google besloot haar aan te trekken. VMware was als geen ander in staat om vernieuwende technologie (virtualisatie) op een voor enterprise-organisaties aantrekkelijke manier in de markt te zetten. Van Greene wordt nu iets vergelijkbaars bij Google verwacht.
Of zoals Brian Stevens, de van Red Hat afkomstige Vice President Cloud Platforms, het tijdens Google Next aangaf: Google moet niet alleen leren communiceren met enterprise-klanten, het moet ook hard werken aan het opbouwen van een ecosysteem rond corporate IT. Want waar concurrenten vaak al jarenlange relaties hebben met partners zo divers als Accenture, CA Technologies, PwC, BMC, Capgemini, NetApp, SAP en talloze andere bedrijven, moet Google dit soort verbanden in veel gevallen nog ontwikkelen.
Schaken
Het is dan ook logisch dat iemand als Andre Hoekzema in de EMEA-markt op talloze borden tegelijk aan het schaken is: van het opschalen van fintech startups tot het praten met enterprise-organisaties tot het aantrekken van potentiële wederverkopers en ISV’s tot het interesseren van technology partners en digital native-organisaties.
Tot die laatste categorie behoort dus ook een partij als Spotify. Veel van dit soort partijen zullen interesse hebben in de stabiliteit van het Google-platform, maar zullen zich wellicht nog veel meer aangetrokken voelen tot de hightech tools rond bijvoorbeeld machine learning, spraak en vision. Zeker de overwinning die een team van Google-dochter DeepMind behaalde op de wereldkampioen Go zal wat betreft artificial intelligence tot veler verbeelding hebben gesproken. De mogelijkheid om bijvoorbeeld Google’s intern ontwikkelde machine learning tools via API’s te kunnen integreren in eigen applicaties of diensten zal bij veel van dit soort partijen tot nieuwe ideeën leiden. Maar ook voor enterprise-organisaties liggen hier uiteraard volop kansen.
Strategisch kiezen
Toch is dit niet de enige markt waarop Google zich in EMEA richt. Waar andere cloud-aanbieders bijvoorbeeld veel succes hebben door SAP of andere enterprise software vanuit hun cloud-omgeving aan te bieden, voorziet Hoekzema dat dit ook bij Google op termijn het geval zal zijn. Daarbij gaat Google strategisch te werk. Zo heeft het concern een Noorse fintech startup begeleid – technisch, maar bijvoorbeeld ook waar het gaat om het verkrijgen van de benodigde vergunningen van de Noorse toezichthouder. Met Google als partner optrekken is dan uiteraard voor deze startup interessant. Maar omgekeerd geldt dat ook voor Google, dat hierdoor aan toezichthouders kan laten zien dat men technisch in staat is aan alle regels te voldoen. En daarmee verwerft het zich natuurlijk weer een interessante positie ten opzichte van andere fintech-bedrijven of meer traditionele financiële instellingen. Hoekzema voegt hier aan toe dat de voorwaarden waaronder Google zijn technologie aan bedrijven levert bovendien minder in beton zijn gegoten dan men in eerste instantie wellicht zou denken.
Eisen en wensen
De aanpak in EMEA past geheel bij de boodschap van Diane Greene tijdens Google Next. Het concern kan alleen succesvol zijn in de public cloud-markt als het nadrukkelijk leert inspelen op de eisen en wensen van de externe klanten waarmee het wil werken, zo stelde zij. Maar ook door goed te begrijpen waar potentiële klanten technisch toe in staat zijn. Waar AppEngine in het verleden veel geavanceerde technologie omvatte, gingen veel bedrijven toch liever met Amazon Web Services in zee. Misschien minder mogelijkheden, maar het sloot beter aan bij de wereld waarin veel enterprise-klanten leven.
Die fout wil Google niet weer maken, vertelde Schmidt tijdens de Google Next-conferentie. Hij roemde daar de AI-technologie van het concern zoals deze in bijvoorbeeld de Google Photos-app is toegepast. Maar in plaats van zich te verliezen in een technische verhandeling over de ins and outs die hierbij komen kijken, gaf hij simpelweg aan dat het ‘beyond him’ is hoe dit technisch allemaal in zijn werk gaat. Maar het resultaat vindt hij geweldig. Alsof hij maar wilde zeggen: als een enterprise-klant ziet dat een bepaalde uiterst complexe technologie voor hem waarde oplevert, dan moeten we hem niet lastig vallen met wetenschappelijke verhandelingen over de vraag hoe we dit technisch doen. Google wil die enterprise-klant vanaf nu vooral helpen om die zakelijke waarde ook daadwerkelijk te realiseren.
Robbert Hoeffnagel