Op zondag 29 oktober 1969 ging het internet ‘aan’. Charley Kline, die werkte aan het ARPANET (Advanced Research Projects Agency Network) probeerde login informatie te verzenden vanuit UCLA naar Bill Duvall op Stanford. Dat lukte bijna. Na het typen van de letters ‘L’ en ‘O’ crashte de verbinding. Nadat er opnieuw verbinding gelegd werd, lukte het gelukkig wel.
Enter oktober 2017. Het internet is een eerste levensbehoefte. Het heeft een nieuwe wereld gecreëerd, met alle gevolgen van dien. De mate van informatie-uitwisseling die het internet mogelijk maakt, stelt ons voor nieuwe en grote uitdagingen. Waarbij te denken valt aan geopolitiek en de beïnvloeding daarvan, privacy en de afhankelijkheid van het internet in ons dagelijks leven. Om hier grip op te houden, moeten we mensen opleiden met wat ik noem ‘extreme digital skills’.
Wat ik waarneem, is dat de focus in ICT-onderwijs op de voorkant ligt; applicaties en de gebruiksaspecten. Kids snappen de toepasbaarheid van hun mobiel en hun tablet, en we hameren erop dat iedereen digiwijs moet zijn. Het is goed dat er lessen programmeren gegeven worden op de basisschool, zodat kinderen zich deze denktechniek eigen maken. Ook ondersteun ik van harte dat we programma’s hebben op scholen om cyberpesten tegen te gaan.
Bij al deze initiatieven wordt vooral gefocust op de – sexy – buitenkant. Vanuit het doel het vakgebied interessant te maken voor meer mensen dan nu het geval is, snap ik dat ook wel. De doorvertaling die ik mis, is dat we mensen nodig hebben die een cloud kunnen bouwen en dan beter. Mensen die een firewall van binnen en van buiten kennen. Deze vaardigheden worden niet breed onderwezen en zelfs binnen informatica-opleidingen is hiervoor in mijn ogen onvoldoende aandacht. Wat daarnaast meespeelt, is het tekort aan informaticadocenten op middelbare scholen. In 2018 wordt er een tekort verwacht van twintig procent (!). Dat helpt niet om de tienduizenden openstaande ICT-vacatures in te vullen.
Het gevolg is, dat men erg veel moeite doen om de écht technische specialisten te vinden die ons helpen om de internetdienstverlening verder te brengen. Dit is overigens een marktbreed fenomeen, dat wordt geadresseerd door vrijwel alle grote belangenganisaties. En waarvan de ernst door de politiek lang niet altijd op waarde wordt geschat. Goede ICT-specialisten zijn in Nederland nagenoeg onbetaalbaar en dus halen wij ze vaak in het buitenland. Dat sluit wel leuk aan bij het global village-idee, mede mogelijk gemaakt door het internet. De keerzijde is dat het smeden van goede teams meer tijd kost en dat de ‘war on talent’ op een grotere schaal gaat spelen.
Natuurlijk wil ik de ontwikkeling van Machine Learning en Artificial Intelligence niet negeren, waarbij veel taken overgenomen kunnen worden door zelflerende core routers en switches. Dat kan de tekorten deels oplossen. Het punt is, die slimme infrastructuren moeten én zullen gebouwd worden door mensen. Net als het huidige internet, waar iconen zoals Robert E. Kahn en Vint Cerf aan de basis stonden. Daarvoor zijn nieuwe skillsets nodig, die naast technologisch vernuft, bijvoorbeeld ook de ethische aspecten van het internet invullen een duw in de goede richting geven. Want waar zakelijke discussies de afgelopen jaren vooral gingen om business-ICT alignment, zal het de komende jaren gaan over human-computer alignment. Wat zou het toch mooi zijn als Nederland daar een fundamentele bijdrage aan levert. Ik stel voor dat we de uitdaging aangaan om na Jaap Akkerhuis de komende jaren nog meer Nederlanders in de Internet Hall of Fame te krijgen.