Dr. Heidi Hoeben, nierspecialist aan het Antwerpse Middelheimziekenhuis, pleitte op 6 september ll. in een kritische brief aan Vlaams Minister van Onderwijs Crevits voor een hervorming van de selectieprocedure voor toekomstige artsen. Zij vroeg zich af of we met het toelatingsexamen wel het juiste profiel studenten aantrekken. In een eerste blog, die hier verscheen op 18 september ll. gaf ik in het kort haar visie weer. Nu deel ik graag mijn mening als “ervaringsdeskundige” met betrekking tot dit onderwerp.
In deel 1 van deze blog stonden we stil bij een aantal elementen uit de kritische brief van Dr. Hoeben.
Alleen maar bollebozen slagen voor het toelatingsexamen
Dat lijkt buiten kijf te staan. Van de 6.129 kandidaten, die dit jaar deelnamen aan één of beide examenmomenten slaagden er slechts 1.165 (19%). En dat nadat alle deelnemers zelfs drie extra punten kregen wegens de “uitzonderlijk hoge moeilijkheidsgraad” van het examen dit jaar. Wel moeten we hierbij vermelden dat de referentiegroep (de deelnemers die 18 jaar zijn geworden of worden in 2016 en die in 2015-2016 in het laatste schooljaar secundair onderwijs in België zaten) slechts 2.269 kandidaten (of 37% van alle kandidaten) omvatte, en dat hiervan het slagingspercentage met 26,6% merkelijk hoger lag dan het slagingspercentage van alle kandidaten samen.
Toch betekent dit dat velen niet slagen. Zo heeft mijn neefje al 4 maal deelgenomen aan het toelatingsexamen, 2 maal in 2015 en dit jaar opnieuw 2 maal. Na vorig jaar niet te slagen voor het toelatingsexamen, startte hij aan de universitaire opleiding biomedische wetenschappen en was hij geslaagd voor alle vakken van het eerste jaar, op één na. Dit éne vak moest hij in tweede zittijd afleggen op de dag van het toelatingsexamen voor geneeskunde. Omdat hij zo graag aan geneeskunde wil(de) beginnen, besloot hij dit vak niet af te leggen en voor een 4de keer deel te nemen aan het toelatingsexamen voor arts, helaas zonder succes. Voor hem is de droom om arts te worden wellicht over. Hij twijfelt nog steeds of hij aan het tweede jaar biomedische wetenschappen zou starten of een andere richting uitslaan …
Ik herinner mij dat, toen er nog een ingangsexamen bestond voor de studies van burgerlijk ingenieur, er een voorbereidend jaar werd ingericht aan de universiteiten voor toekomstige studenten, die te weinig wiskundige voorkennis hadden. Zo hebben twee van mijn klasgenoten, die Latijn-Grieks i.p.v. Latijn-Wiskunde studeerden, dit voorbereidend jaar gevolgd om vervolgens te slagen voor het ingangsexamen en beiden 5 jaar later af te studeren als burgerlijk ingenieur. Moet er in die optiek ook niet eens gedacht worden aan het inrichten van een gelijkaardig voorbereidend jaar voor geneeskunde, want blijkbaar is het volgen van het eerste jaar biomedische wetenschappen niet de juiste weg om de slaagkansen op het toelatingsexamen geneeskunde te verhogen?
Er moet te veel opgeofferd worden
Spijtig genoeg bestaan hier geen concrete cijfers over, maar het valt aan te nemen dat wie zich extra voorbereidt op het toelatingsexamen door bijkomende cursussen te volgen een hogere slagingskans heeft. Zo organiseren alle universiteiten met een faculteit geneeskunde al sinds meerdere jaren voorbereidingssessies, specifiek gericht op het toelatingsexamen geneeskunde. Naast de voorbereidingssessies – aan de KULeuven dit jaar vijf volle dagen – zijn er ook nog online cursussen en handboeken, die je als kandidaat best doorneemt. Je moet er dus inderdaad wat voor over hebben …
En als je dan geslaagd bent en aan de studies geneeskunde kan beginnen, ben je er nog niet. Ook daarna is er een strijd om de beste plaatsen. Helaas ben ik sinds 2 jaar, door de vaststelling van een chronische ziekte bij onze dochter, (te) vaak in aanraking gekomen met artsen, zowel afgestudeerd als in alle stadia van hun opleiding. Ik kan me hierbij niet van de indruk ontdoen dat onze toekomstige artsen allemaal een beetje op elkaar gelijken: sterk analytisch, soms gebrek aan (of geen of te weinig tijd voor) empathisch vermogen, ambitieus, merendeels vrouwelijk. Dit laatste is overigens een feitelijke vaststelling. Zo slaagden er dit jaar 686 vrouwen (59%) voor het toelatingsexamen tegenover slechts 479 mannen (41%). En van alle deelnemers aan het toelatingsexamen was zelfs twee derde vrouw, met name 4.098 vrouwen t.o.v. slechts 2.031 mannen.
De Nederlanders doen het anders en beter volgens Dr. Hoeben
Is dit inderdaad zo? Ook in Nederland kan je niet zomaar aan de opleiding voor arts beginnen. In totaal zijn in Nederland 3.315 opleidingsplaatsen beschikbaar voor studenten geneeskunde. Ter vergelijking: in Vlaanderen waren er in het schooljaar 2013-14 meer dan 7.000 studenten ingeschreven voor de opleiding geneeskunde, en startten er een 700-tal studenten aan de opleiding. Wie mag dan in Nederland aan de opleiding geneeskunde (of elke andere opleiding van zijn of haar keuze) beginnen? De beste manier om zeker te zijn is een goed eindexamencijfer halen in het middelbaar. Wie een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger haalt voor VWO met profiel, HAVO met profiel of MBO niveau 4, zeg maar de echte bollebozen van het middelbaar onderwijs, wordt direct toegelaten tot de opleiding en instelling van zijn of haar keuze. Daarnaast is er een gewogen loting. Als je dus niet tot de echte bollebozen van het middelbaar onderwijs behoort, krijg je bij de gewogen loting een lotnummer en wordt je op basis van het gemiddelde eindexamencijfer ingedeeld in een lotingsklasse. Hoe hoger de lotingsklasse, hoe groter de kans dat je wordt ingeloot. Minimaal 50% van het aantal plaatsen wordt via een gewogen loting toegewezen. Je kunt in totaal 3 keer per opleiding mee-loten. Tenslotte mogen universiteiten en hogescholen ook zelf studenten selecteren. De instellingen bepalen zelf de criteria, en moeten deze ook op tijd bekend maken. Eindexamencijfers mogen daarbij geen rol spelen. De onderwijsinstellingen hanteren een eigen selectieprocedure, die meestal bestaat uit een toelatingsgesprek en/of een toelatingsexamen. Maar ook hier geldt: met een hoger eindexamencijfer in het middelbaar maak je meer kans om uitgenodigd te worden voor de selectieprocedure. Dus samengevat lijkt het er in Nederland heel erg op dat starten aan de opleiding geneeskunde zoals in Vlaanderen voor de “happy few” is weggelegd. Waarom zouden anders zoveel Nederlands het in Vlaanderen proberen? Elk jaar vormen de Nederlanders ongeveer 10% van alle deelnemers aan het toelatingsexamen voor arts in Vlaanderen. Overigens, ongeveer 10% van deze Nederlanders slaagt voor het toelatingsexamen, wat verhoudingsgewijs slechts de helft is van de Vlamingen die slagen.
Geen vertrouwen in ons middelbaar onderwijs
Hier heeft Dr. Hoeben wel degelijk een punt. Wie bijvoorbeeld zes uur wiskunde volgde in de derde graad, zou over de nodige voorkennis moeten beschikken om de studie te kunnen aanvatten. Als dit niet zo is, dan moeten we de eindtermen van het middelbaar onderwijs in vraag durven stellen. Dat brengt mij bij een opmerking, die je ook al eens vaker hoort aan de faculteiten Toegepaste Wetenschappen. Het kennispeil van wie vandaag aan de studie burgerlijk ingenieur begint, ligt lager dan in de tijd dat er nog een ingangsexamen voor toekomstige burgerlijk ingenieurs bestond. Dit ingangsexamen werd begin deze eeuw afgeschaft, ondanks het feit dat ongeveer iedereen uit de sector tegen was, studenten incluis. Maar er waren en zijn nu eenmaal niet te veel burgerlijk ingenieurs, zoals dit wel met (tand)artsen het geval dreigde te zijn. Ondertussen hebben de Vlaamse universiteiten wel een niet-bindende ijkingstoets in het leven geroepen, zodat wie aan de studie burgerlijk ingenieur wil starten, zich toch een idee kan vormen of hij/zij geschikt is voor de studie.
Rudi Lenaerts is voorzitter van Belgium Cloud